week 1: Op een trilplaat door de cordillera

30-1-2005

Lieve familie, vrienden en collega’s,

Dit is ons eerste reisverslag uit de Filippijnen. We hopen dat jullie het leuk vinden een beetje met ons mee te reizen!

Na een prima vlucht met Singapore airlines, kwamen we 23 januari rond 1 uur ’s middag in Manila aan. Spontaan leende iemand ons 20 pesos om het guesthouse te bellen. Na 10 minuten kwam Mr. Martin ons oppikken. Het is 29 graden en dus is de temperatuur even wennen. We slapen een paar uur en eten erg simpel in het guesthouse onder het genot van een luide basketbal wedstrijd op televisie (de nationale sport).

De volgende ochtend vertrekken we met een binnenlandse vlucht naar Baguio City, een populaire bestemming voor mensen uit Manila omdat de temperatuur daar lager ligt. We laten ons afzetten door een taxi-chauffeur (voor alles een eerste keer) en checken in in het Baguio Palace Hotel. Een kamer kost 14 Euro en dan heb je ook wat! We lopen ’s middags door de stad en zijn waarschijnlijk de enige toeristen hier. Het is erg druk, maar mensen zijn erg vriendelijk en de sfeer is prima. Terug in het hotel informeren we naar het huren van een auto. De eerste chauffeur die komt opdagen probeert op een merkwaardige manier ons te verleiden van de reis af te zien en in Baguio te blijven door een verhaal op te hangen over kidnappende rebellen (moet je net bij mij zijn…). De tweede chauffeur is bijoznder vriendelijk en wil ons wel naar Banaue rijden. Een rondrit met prive-auto is veel te duur (US$200 per dag). We bedenken ons geen moment, pakken de bagage en rijden met een ruime Toyota suv naar Banaue. De rit duurt 7 uur, maar ik vermaak me prima. Manuel rijdt uitstekend en zo kun je het landschap aan je voorbij zien trekken. We stoppen af en toe en gelukkig kan ik erg goed tegen smerige toiletten… Na half 6 wordt het donker en de rit een stuk spannender. De tocht wordt begeleid door muziek van de Carpenters en Bon JOvi. Ze zijn hier erg weg van melige Amerikaanse muziek, of zoals Joost dat noemt: zweefteven-muziek. Om 20.45 komen we aan in het Green View Lodge in banaue en worden we sympathiek ontvangen. He is hier een stuk kouder en een extra deken kan geen kwaad.

De volgende dag gaan we met gids Freddy op pad. Hij troont ons in twee tricycles (motorfiets met bakkie) waar Joost eigenlijk niet in past. We rijden naar het viewpoint over de rijstterrassen, wat ze hier het 8ste wereldwonder noemen. Onderweg fotografeer ik plichtmatig 3 Ifugao vrouwen in traditionele kleding voor een paar pesos. Het uitzicht over de rijstterrassen is adembenemend. We gaan te voer teug naar banuae. Volgens Freddy lopen we 700 traptreden naar beneden en onderwijl balanceren we op de randjes van de irrigatiekanalen tussen de terrassen. Het is warm en Joost verbrand ongenadig zijn nek. Het is een zware trip, maar absoluut de moeite waard en ‘ fast Freddy’  heeft er absoluut geen moeite mee. De terrassen zijn gedurende 2000 jaar door de Ifugao stam gebouwd, waarbij ze stukje bij beetje de bergen van bovenaf in terrassen hebben veranderd. De regentijd zorgt voor de irrigatie, waarna een hele arbeidintensieve cyclus van planten en oogsten volgt.

Woensdag gaan we met een prive-jeepney om 7 uur op pad, de Koreaanse Sue gaat met ons mee. Een jeepney is een typisch Filippijns voertuig en moeilijk te omschrijven, maar er kunnen omgeveer 10 mensen in. Salvador rijdt ons over een ongeloofelijk slechte weg  naar een punt dichtbij het dorpje Batad. Geen suv had hier kunnen komen. We lopen in een uurtje naar het dorp, waar we wat dirnken bij Ritha, een oud vrouwtje dat perfect Engels spreekt (met dank aan de missionarissen). Er is ook een Australische die hier al 10 maanden onderzoek doet naar ratten die de rijst eten; onderzoekers zijn toch een paart slag volk. Freddy leidt ons behendig door de rijstvelden en huisjes naar het midden vna het ‘ auditorium’; rijstterrassen rondom, magnifiek. Mijn benen protesteren luid; ik heb nog nooit zoveel trappen gelopen (ik heb nu echt respect voor Peter’s loop door het Nationale Nederlanden gebouw). Uiteindelijk komen we bij een waterval en rusten we een uurtje uit. Mijn bovenbenen trillen behoorlijk. Joost neemt een ijskoude duik. Na een flinke klim zijn we terug bij Ritha en eten we haar pizza; heel apart, maar wel lekker. Haar man Romeo komt lichtelijk aangeschoten van een begrafenis (waar ze rijstwijn bij drinken) en we hebben een hoop lol. Rond 16.30 komen we terug bij de jeepney. In de lodge kan ik amper de trap meer op.

Salvador hebben we nog een dag gechartered om ons ruim 200 km op en neer naar Bontoc en Sagada de rijden. De weg begint op wolkniveau en daalt dan af langs weer andere rijstterrassen. Het uitzicht is prachtig. Ik zit alleen achterin en Joost naast Salvador, want achterin is te laag! Na 3 1/2 uur komen we in Sagada aan waar we gelijk efficient voorzien worden van een gids om de plaatselijke grotten te gaan bekijken. Volkomen naief dalen we flink wat trappen (nee, niet alweer!) af. Dan worden we gevraagd onze schoenen uit te doen en vertelt de gids onsdoodleuk dat we nat zullen worden (en dat worden we!). Klauterend en met de nodige acrobatiek wurmen we ons door nauwe spleten. Langs touwen hijsen we ons over watergaten heen. De adrenaline spuit me de oren uit en ik voel spontaan geen spierpijn meer. Zelfs Joost vindt het wat claustrofobisch. Aan het eind, diep onder de grond sringt Joost in de ‘ swimming pool’. Gelukkig wist ik niet van te voren wat ons te wachten zou staan, maar het was fantastisch. We worden nog even langs de ‘ hanging coffins’  geleid (ze begraven hun doden in kisten die ze aan de wand van grotten ophangen. Na een heerlijk lunch ( we kunnen nog steed hier alles eten en drinken zonder ziek te worden), gaan we terug. Op de trugweg stoppen we bij het Bontoc museum. Hier zie je hoe de stammen hebben geleefd en foto’s van de Amerikaanse kolonisten. De foto’s van de koppensnellers en onthoofde lijken zijn erg shockerend. Het was een sport voor de stammen om van hun rivaal het hoofd te bemachtigen. Ze hadden er ook speciale spullen voor: een ‘ head-axe’  en een mand waar het hoofd inpaste. Tja, ieder z’n hobby.

Vrijdag gaan we met de bus van 6.30 (hoezo vakantie) in 8 uur terug naar Baguio. Het had allemaal wat slimmer gekund, want in dezelfde tijd kun je in Manila zijn, maar ja. We hebben nu in ieder geval goede tips voor mensen die ook deze kant op willen! De rit gaat prima en is hier en daar spannend, want we zitten op de eerste rij voor de inhaalmanouvres. De muziek is weer van het melige soort (Country home, take me home to a place….bla bla). In Baguio slapen we weer in het grote lege hotel.

Zaterdag vliegen we terug naar Manila, een dag eerder dan gepland, want Robert komt vandaag in Manila aan. We checken in in hetzelfde hotel, en bij de receptie wordt ik aangesproken door iemand ‘ van de FBI’ die me waarschuwt dat we hier voorzichtig moeten zijn. Ik antwoord hem dat we tot nu toe veilig gereist hebben. Hij antwoordt dat ik daar niet over moet opscheppen en dat we waarschijnlijk geluk hebben gehad omdat Joost zo groot is. Wat een kerel! Zulke bangmakerij bederft mijn vakantiesfeer. We lopen wat door een gigantisch winkelcentrum, waar je Euro heel veel waard is en wachten vervolgens in de lobby op Robert. Die ziet ons gelijk, wanneer hij binnenkomt. Wel lachen om hem hier tegen te komen. Na een douche gaan we naar een buffetrestaurant, waar we ons helemaal vol eten aan allerhande Aziatische specialiteiten (het eten hier is prima). Hoogtepunt is een prive-concertje aan onze tafel vna een 4-koppige band die zowaar naast hun Amerikaanse repertoire op ons verzoek een Filippijns lied ten gehore brengen. Daarna bezoeken we een bar aan de overkant en de vooroordelen over de Filippijnen worden waar. Een overmaat een dames in strakke jeans en oudere Europese kerels (brrrrr). We kijken onze ogen uit (praten gaat niet want de muziek staat heel hard). We praten nog wa na in de hotelbar en nemen afschedi van Robert, want die vetrekt vroeg naar Sabang om te gaan duiken.

Vandaag hebben we heel wat meters afgelegd door Manila. Via het Rizal park door Chinatown en toen met een taxi naar de Chinese begraafplaats. De wandeltocht leidde niet door de mooiste buurten, maar het voelt hier echt niet dreingend aan; mensen dringen zich ook niet op zoals in India. De begraafplaais is heel apart. Rijke families kopen hier voor veel geld een stukje grond en bouwen er een flinke kamer op in mamer, compleet met graftombe, keuken en toilet (voor de bezoekende familie). We zijn de enige touristen hier, terwijl dit toch een interessante plek is in een verder viezen en oninteressante stad. We reizen terug met de metro en lopen nog even over een drukke markt (niet mijn hobby). Vervolgens spenderen we nog wat tijd in de shoppingmall, waar je je overigens voor een paar Euro helemaal kan voleten. Nu schrijf ik hier dit verslag. Morgenochtend vetrekken we naar het paradijs; de Calamian eilanden.

Veel liefs en tot de volgende keer.

Marijke en Joost

Reacties zijn gesloten.