6 februari 2005
Lieve familie, vrienden, en collega’s,
Allereerst bedankt voor al jullie enthousiaste reacties. We kunnen helaas niet zo makkelijk terugmailen, want de verbindingen zijn hier erg langzaam. Geen reactie wil dus niet zeggen dat we je bericht niet gelezen hebben!
Ik bedacht me dat de titel van het vorige verslag niet zo duidelijk was: de rit achterin een jeepney voelt als op een trilplaat (maar minder effectief waarschijnlijk) en de Cordillera is het centrale berggedeelte van Luzon dat we doorkruist hebben, vandaar…
We hebben weer een enerverende week achter de rug. De zondag hebben we in Manila doorgebracht. Alle waarschuwingen ten spijt zijn we dapper te voet door Manila gelopen. Het is geen mooie stad, hoewel Rizal Park op zondag wel gezellig is met al die picknickende gezinnetjes. Het is wel een beetje vegane glorie. Daarna zijn we door Intramuros gelopen, het oudste ommuurde (en onneembare) gedeelte van Manila. De Kathedraal is verre van indrukwekkend. Wel eindigen we zowaar en een Starbucks (een heel vreemd contrast). Een goede frappucino is een waar genot na alle Nescafe. Vervolgens zijn we doorgelopen naar Chinatown, waar we blijkbaar het hart niet kunnen vinden. Het is stoffig, druk en vies, maar we worden niet lastig gevallen. We raken wat verdwaald en pakken een taxi naar de Chinese begraafplaats. Zoals ik al schreef een merkwaardige plek, waar Chinesen kapitalen neertellen om in een marmeren kamer met keuken en toilet begraven te worden. Met de metro gaan we naar een zuidelijke markt en vevrolgens naar Robinson’s Place een waar shopping walhalla waar ik het vorig reisverslag schrijf. Als we terug zijn in het hotel doen we niets meer, de warmte is toch wel vemoeiend. We slapen vroeg en veel hier.
Maandag vroeg op en om 7.30 staan we op het vliegveld. Daar wacht on seen vervelende verrassing: de vlucht is gecanceld en we kunnen ‘s middags nog wel mee. Bah, weer die vieze stad in. We dralen wat op het vliegveld en nemen de beslissing naar Makati te gaan: wow, dat is een heel ander manila! Dure wolkenkrabbers en een prachtig winkelcentrum met park (Greenbelt). We drinken uitgebreid koffie (latte en espresso) en lezen wat onder een palmboom. We verkennen de Landmark department store en luchen lekker. Om 14.30 vertrekt ons kleine vliegtuigje naar Busuanga (18 zitplaatsen). De vlucht is rustig en langzaam duiken er tropisch eilandjes op. We landen op een kleine airstrip en rijden over het onverharde gedeelte ernaast naar het gebouwtje. Daar staat een jeepney van Asian Spirit (de luchtvaartmaatschappij) klaar, complete met scenes van vliegtuigen op de zijkant. De rit is stoffig en de chauffeur heeft een heel scala aan sirens om de koeien van de weg te jagen. We worden afgezet bij het Koksnuss Garden resort in Coron. Een prachtige tropische tuin met 22 bungalows, dat wordt gerund door Rudolph en zijn zoon Jorg. Rudolph is een dikbuikige Duitser die hier al 15 jaar woont en dol is op bier. Ze hebben het hier mooi voor elkaar. We nemen onze intrek in een bungalow complete van bamboe met een badkamertje erachter (met planten erin). We vallen met onze neus in de boter, want ze hebben vanavond een barbecue. Lekker eten! We ontmoeten Jeroen en Gitta (Nederlanders), Richard en Dirk (Duitsers) en Dick (een uitbundige Amerikaan). De bediening is in handen van een flinke club Filippijnse schonen die perfect gastvrouwen zijn.
De volgende morgen neemt jeroen ons mee naar de duikschool, maar helaas kunnen we vandaag niet mee. Joost hurt dan een crossmotor en gaat een paar uur op pad. Ik blijf de hele dag onder een palmboom zitten en in een hangmat: heerlijk. De zon is te gevaarlijk om in te zitten. Ik ben in de biografie van Robbie Williams bezig: vreemde vent in een vreemde wereld. Joost komt aan het eind van de middag terug, complete onder het stof, het was een heftige rit. ‘s Avonds is het weer erg gezellig en Jeroen en Gitta hebben hun Advanced Open Water gehaald.
Woensdag gaan we met de tricycle naar de duikschool voor 12 pesos (een paar Eurocent). We vertrekken op een grote Banca (een boot met aan weerskanten een soort geleiders, zodat de boot heel ondiep over de riffen kan varen. Er zijn 2 instructeurs aan boort en 4 cursisten. Joost doet eerst een refreshment duik (want het is 7 jaar geleden dat hij voor het laatste heeft gedoken). Ik probeer de wegwerplezen om te kijken of ik kan snorkelen. Het is geweldig, ik kan weer zien! Ik zwem wat om de boot, maar het is hier erg diep en dus is er niets te zien. Joost komt opgetogen terug, want het gaat goed. We varen naar een andere plek en daar duikt Joost wat dieper(18 meter). Het is er erg mooi. De laatste duike doen de ervaren duikers door een Japans wrak van een boot. Het is een nogal claustrofobische ervaring, een dikke Duitser komt niet bepaald happy weer naar boven. In dit gebied liggen 7 wrakken van Japanse oorlogsschepen en daar komen vele mensen hier speciaal voor naar toe. Joost mag het wrak niet in, maar ook erbij is al een geweldige ervaring. De temperatuur is lekker op het water (in de schaduw!). Als we terugkomen in het resort, heeft Dick enthousiast een boot gehuurd voor morgen die ons ook meeneemt om te vissen. In de tuin hebben ze vandaag twee slangen gevangen en was een meterslange lizard op bezoek (hebben we gelukkig niet gezien!).
Donderdag vetrekken we vroeg met Dick en Melissa (1 vna de meisjes die Dick heeft ingehuurd als tourguide) naar de haven. We voelen ons al aardig thuis. Ik loop in een ‘ tie-dye’ wikkelrok op Teva’s en Joost heeft een afzichtelijk korte broek aangeschaft. De boot is een kleine banca en we varen eerst naar Sagat Island. Hier heeft de Engelse Andy een fantastsch resort, echt een bounty eiland. We worden rondgeleid en we drinken sap uity een kokosnoot (niet echt lekker). Andy vetrekt met een watervliegtuig (hoe decadent). Hier kost het 60 dollar pp per nacht en dat is een klein vermogen hier (we betalen bij Koksnuss 26 met ons tweeen, ook prijzig hier trouwens). Edmund (de kapitein van de boot) en zijn zoontje Raymond laten onms zien hoe ze heir vissen: met een handlijn en wat inktvis. Joost doe teen poging maar dit schijnt niet de juiste plek te zijn. We varen wat verder en hebben iets meer geluk, maar de oogst blijft armzalig. Bij Coron Island leggen we aan om naar het Barracuda meer te lopen. Dit is een oud vulkanisch meer dat erg diep is. Je klimt er over akelig scherpe rotsen naar toe. Het is populair om met duikuitrusting en al er heen te klimmen, want duiken hier is heel special, er zijn diverse lagen zout en zoet water van verschillende temperatuur. Joost en Dick gaan zwemmen, maar merken daar overigens niets van. Vervolgens varen we naar een rif om te snorkelen. Mijn eerste keer! Lenzen in en reddingsvest aan (dat drijft makkelijk). De wereld onder water is prachtig: vissen in alle kleuren van de regenboog en koraal in paars, groen, rood. Jammer van de miniscule kwalletjes; je ziet ze niet, maar ze bijten vennijdig. Het voelt alsof je ineens allemaal wondjes hebt in het zoute water, brrrr. We worden allemaal gebeten, maar de uitslag verdwijnt snel. Dit was een prachtige dag!
Vrijdag gaat Joost met Dick op de motor op pad en ik luier weer heerlijk in de tropische tuin. ‘s Middags komen de heren complete bestoft terug van hun avontuur en ga ik bij Joost achterop naar de hotsprings. We hebben veel bekijks. De hotsprings is een wat viezieg bedoening met inderdaad heet water. ‘s Avonds eten we in Coron bij de Fransman Bruno werkelijk fantastische biefstuk met pepersaus en een salade. Dat hadden we hier niet voor mogelijk gehouden. We kletsen uitgebreid met hem en komen er steeds meer achter dat het niet eenvoudig is hier een bedrijf te runnen. De Filippijnen zijn niet lui, maar ze kunnen erg weinig en ze kunnen niet erg lang hun aandacht vasthouden (sommig serveersters blijven zolang dat ze en nieuwe broek kunnen kopen en gaan er dan vandoor). Loodgieters en electricians zijn er eigenlijk niet en dus moet je alles zelf opknappen. ‘s Avonds praat Joost uitgebreid met Rudolph van Koksnuss en hoort hetzelfde verhaal. Ze hebben maar 4 maanden gasten en hij houdt zijn personeel de andere 8 maanden bezig om er zeker van te zijn dat hij goed getraind personeel heeft. Rudolph heeft er hard aan gewerkt om een vaste en goed opgeleide staf te houden. De meiden wonen in het resort en zijn volledig verantwoordelijk voor de catering. UIteindelijk geeft hij toe dat hij en zijn zoon niet echt gelukkig zijn en dat het een hard bestaan is. Desondanks willen ze absoluut niet terug naar Duitsland.
Zaterdagochtend staan we onchristelijk vroeg op (4 uur) om de boot naar Puerto Princesa te nemen. Hmm, we hadden beter Manfreds advies kunnen volgen en de luxe klasse kunnen boeken, maar ja in Manila aan te telefoon ging het allemaal zo snel en ik begreep niet alles en dus krijgen we een bed in de toeristenklasse. De televisie en de airco staan hard aan. We proberen wat te slapen en nemen uiteindelijk onze toevlucht in het eerste kl;asse restaurant, waar we uren zitten te lezen. Tegen 18.00 uur komen we in Puerto Princesa aan, waar de fanfare de boot verwelkomt (ben het met je eens Paul, zouden ze op Schiphol ook moeten doen!). We gaan met een tricycle naar Casa Linda, maar dta zit helaas vol. De Badjao Inn is stukken minder. We gaan tevergeefs op zoek naar een restaurant wat we maar niet kunnen vinden en belanden uiteindelijk ergens waar we niet lekker eten. Dit was geen beste dag, we balen ook een beetje omdat we beter van Coron direct naar El Nido hadden kunnen vliegen, maar ja.
Vandaag zetten we heel wat recht en hebben we goeie plannen gemaakt voor de komende dagen. We zoeken contact met Papa Mike (Pat Murray) op aanraden van Manfred. Een Amerikaan die hier al 30 jaar woont. We drinken koffie met hem en hij regelt een auto naar Sabang. Van daar uit kunnen we met een boot naar Port Barton (hij reserveert ook het El Dorado daar alvast) en van daar uit naar El Nido. We boeken een vliegticket vna El Nido terig naar Puerto Princes voor volgende week. Dit lijkt er meer op! We hebben net nog even een rondje langs de geldautomaten gemaakt om voldoende geld op te halen (een echte bottleneck hier) voor de komende 10 dagen. Dit verslag schrijf ik hier ook nog even, want Internetten kan waarschijnlijk de komende 10 dagen niet (dit gebied noemen ze dan ook de Last Frontier in de Filippijnen…). Hoewel in Port Barton een Engelsman schijnt te zitten die via de satelliet kan Internetten. Het merkwaardige is dat je hier wel overal mobiel kunt bellen (telefoon hebben ze niet overal..)
Alles gaat dus prima, we krijgen al een bruine kop, zijn nog niet ziek geweest, eten lekker (meestal) en hebben het prima naar ons zin. De Filippijnen zijn echt een aanrader hoor!
Heel veel liefs uit Puerto Princesa en tot horens,
Marijke en Joost