Februari 2001
Dit is helaas het 4e en laatste reisverslag. Na de rustdag in Manahau zijn we donderdag 22 februari naar Nelson vertrokken. Van Manahau naar Nelson is maar een kort stukje, dus we arriveerden om half elf al op de volgende camping. Tot onze blije verrassing stonden Kevin en Cindy met hun kindertjes Kegan en Liam ook op deze camping. Kevin en Cindy zijn naar NZ vanuit Zuid-Afrika geemigreerd en trekken nu 2 jaar rond in een enorme omgebouwde bus. Cindy ontwerpt textiel en was op de camping dekbedovertrekken aan het tekenen, die ze met een koerier naar haar baas verstuurd (zo kan het ook!). We hebben ze eerder ontmoet in Portage in de Marlborough Sounds. In tegenstelling tot onze snelle NZ rondtocht hebben zij alle tijd op iedere plek rustig 10 dagen te staan. Ze zijn zelfs met de bus helemaal naar French Pass gereden, het uiterste puntje van de Marlborough Sounds. Kevin heeft in z’n kleine roeibootje tussen de enorme Husky dolfijnen rondgevaren. We krijgen er de kriebels van. In Nelson shoppen we rond voor souvenirs voor de familie. Nieuw-Zeelanders vinden Nelson een leuk plaatsje, waar gemiddeld genomen erg veel zon schijnt. In Europa hebben we toch een iets ander idee van leuke plaatsjes, maar niettemin slenteren we er een paar uur rond. Echt leuk is anders en met name Joost, toch al geen fan van stadjes, heeft er tabak van. Op de camping worden we enorm geplaagd door zandvliegen. Dit keer is het de hoogvliegende soort, die niet de enkels belaagt, maar warme plekjes als oren en neusgaten opzoekt. Hoe gezellig het ook is met Kevin en Cindy, de volgende morgen vertrekken we dus maar snel. We hebben een hele dag zoet te brengen totdat we ’s avonds met de boot vanuit Picton naar Wellington vetrekken. We hebben er beide een hekel aan ergens te laat te komen, met als gevolg dat we dus meestal ongemakkelijk te vroeg zijn. We maken bij Pelorus Bridge een korte wandeling en eten onderweg een zoveelste variant van ‘carrot cake’, die zo machtig is dat we de rest van de dag geen honger meer hebben. Worteltjestaart roept in Nederland vaak wat melig reacties op, maar ik kan jullie verzekeren dat dit een serieus stukje cultuur is. We hebben al vele varianten geprobeerd, maar de lekkerste blijft die van Gary. Ik was het vergeten, maar dit wil ik jullie toch niet onthouden. Ik heb Gary zijn recept weten te ontfutselen, zodat jullie allemaal kunnen smullen van dit verslavende gebak! Hier komt ‘ie dan:
Gary’s Carrot Cake
Meng door elkaar:
– het merg van een 1/2 vanillestokje (neem van mij aan, vanillesuiker is niet zo lekker)
– 2 eieren
– 1 cup suiker (tja, de Amerikaanse maat is ongeveer 250 ml)
– 3/4 cup olie
Voeg hier aan toe:
– 1 cup bloem
– 1 theelepel bakpoeder
– 1/2 theelepel zout
Voeg aan bovenstaand mengels toe:
– 1 cup gehakte walnoten
– 1 cup rozijnen
– 1 1/2 cup geraspte wortelen
Breng het mengsel over in een spingvorm en bak in een voorverwarmde oven 45 minuten op 180 graden.
Vergeet na het afkoelen vooral niet een dikke laag glazuur erop te smeren van 1 cup poedersuiker met 1 eetlepel citroenrasp, 1 eetlepel boter, vanille en wat citroensap. Smullen maar!
Uiteraard heb ik aan mijn verzameling kookboeken een boek over muffins toegevoegd als souvenir. Muffins met gedroogde tomaten of witte chocola met aardbeien wil ik graag een keer proberen.
Goed, na wat getreuzel langs de Queen Charlotte Drive komen we dan veel te vroeg in Picton aan. Ook zo’n ‘leuk’ stadje waar weinig te doen is zolang de ferries niet aankomen. We spelen pool-biljart in het smoezelige Terminus hotel en eten ergens fish-and-chips met Chardonnay. Om half zeven vetrekt de boot en we komen rond negen uur in Wellington aan. We rijden een stukje naar het noorden en vinden een motel in Upper Hutt met jaren 50 meubilair. Ik bel mijn broer Klaas voor zijn verjaardag en die meldt dat er een flink pak sneeuw is gevallen, ach gut……..(hi, hi).
De volgende morgen rijden we weer door een onverwacht landschap via Greytown naar Napier. Onderweg stoppen we gewoontegetrouw voor cappucino en muffins. Grappig, goede cappucino kun je hier in ieder gat krijgen en ze vragen altijd of je chocola of kaneel er bovenop wilt hebben. Halverwege de middag vinden we een plekje op een superdeluxe camping midden in Napier.We bekijken in een uur de Art-Deco binnenstad. Best leuk, maar we hebben er even genoeg van. We eten een overheerlijke porterhouse steak met bearnaise saus van de barbeque, gebakken aardappeltjes en caesar salad en genieten van een insectenvrije warme avond (oh, wat is kamperen toch primitief!). Toch wat ongemakkelijk aanhikkend tegen het einde van de reis en het moeten plannen van de laatste dagen, besluiten we rigoureus wat onverwachts te doen. In plaats van de gebruikelijke toeristentripjes naar de Jan-van-Gent kolonie en de wijngaarden, gaan we de East Cape ‘ronden’ (vind ik zo’n mooie schippersterm). De Pacific High Way is een schitterende kustweg langs de oostkust en erg mooi schijn te zijn. De volgende dag staan we vroeg op en gaan op pad. De omgeving na Napier en langs Gisborne is prachtig. ’s Morgens hangen de wolken zo laag dat je er bovenop kijkt. We komen langs een meer vol met zwarte zwanen, magisch. Onze keuze is de moeite waard en we arriveren aan het begin van de middag in Tolaga Bay. Het regent zachtjes, volgens de campingbaas een ‘heavy’dew’. We luchen met zelfgemaakte tonijnsalade en witte wijn in de keuken. Het regent wel, maar het is broeierig warm. We lopen een wandeling naar Cooks Cove. Hier kwam Cook in 1769 aan wal om zijn schip te bevoorraden. Over steile heuvels heen met een exotische begroeiing van varens, cabbage trees en Pohutukawa’s lopen we tussen de schapen en koeien. De kust is ruig en we zijn alleen, dit maakt het bezoek aan deze plek nog meer bijzonder. Het miezert nog steeds, dus eten we ons diner in de keuken. Als het even droog is, drinken we koffie op het strand (achter onze tent). De volgende ochtend pakken we een kleddernatte tent in en rijden door een mistroostig landschap verder. Het land is ruig, ontoegankelijk en leeg. De piepklein dorpjes waar we doorheenkomen worden bevolkt door Maori’s. Onderweg niets dan schapen, koeien, wegwerkers en ellelange afrasteringen. We hebben zin in cappucino, maar 150 km lang kunnen we niets krijgen. Als we de kaap ‘gerond’ hebben en aan de noordkant in Waihau beach aankomen schijnt de zon en vinden we heerlijk cappucino en..jawel…carrot cake. De kust is compleet anders, maar nog steeds mooi. We hadden gedacht deze 300 km lange tocht in etappes te doen, maar het lijkt erop dat we vandaag nog makkelijk Whakatane kunnen halen. Onderweg hadden we al gebeld met Dolphins Down Under en een plekje gereserveerd voor het dolfijn zwemmen op woensdag (we blijven proberen). Dinsdag willen we naar de Tarawera Falls lopen. Omdat je door een enorm bosbouwgebied heen moet, heb je een permit nodig. Onderweg komen we enorme ‘logging-trucks’ tegen, waar je echt voor aan de kant moet. De waterval is gelukkig compleet verlaten en we lopen door een wederom indrukwekkend woud. De waterval komt uit een hoge rotswand en is het uiteinde van een ondergrondse rivier. Halverwege de wandeling zien we de rivier daadwerkelijk in de grond verdwijnen, heel bizar.
Het is zover, we gaan weer proberen met dolfijnen te zwemmen. Dit is een professionele club met een snelle boot. Op een of andere manier hebben we alletwee nog steeds het gevoel dat dit ons niet gegund wordt. Na een dik half uur glundert Joost vanaf het bovendek naar beneden dat er dolfijnen in zicht zijn. We varen een kwartier met de groep mee. Het is niet te geloven, zover het oog reikt, dolfijnen, werkelijk honderden. Ik zit op het puntje van het voordek en ze springen met koppels tegelijk langs de boot omhoog, schitterend. De eerste groep van zo’n 6 mensen mag het water in en Joost zit er bij. Na een minuut moet de groep weer uit het water, de boot blijkt stuurloos en de dolfijnen zijn al verder (ze zwemmen ongeloofelijk snel). Nu dat weer, we zien de bui al hangen. Na een 45 minuten is de stuurinrichting gerepareerd en door het stilliggen hangen diverse mensen kotsend overboord (ik had nog stoer verteld dat ik er nooit last van had…). We varen terug, maar komen na een half uur de groep opnieuw tegen. Omdat ze iedereen een kans willen geven, gaat de complete groep (15 man?) tegelijk tussen de dolfijnen te water. Ik heb zowaar een masker op met geslepen glazen en zonder snorkelervaring ga ik zwaar ademhalend ook te water. Gelijk je kop onder water en jawel, hoor, de dolfijnen zwemmen onder je door. Wat een ervaring! Joost ziet ze van dichterbij. Op de terugweg krijgt de tocht een vervelend staartje als Joost z’n rechterwijsvinger diep openhaalt aan een ventilatieopening. Hij bloedt als een rund en terug in Whakatane gaan we gelijk naar het ziekenhuis. Daar plakken ze de wond dicht met wat hechtstrips. ’s Middags rijden we naar Toon & Tracy in Tauranga. Leuk dat ze onze reisverslagen ook gelezen hebben. Nadat we de inmiddels aardig volle auto hebben uitgepakt gaan we ’s avonds heerlijk en gezellig uit eten bij Wharf Street. De volgende dag rijden we naar Karangahake Gorge en maken een wandeling. ’s Middag staan 4 wijngaarden op het programma. Na een luch bij de eerste begint de wijn al aardig te werken in de warme zon. Bij de 2e organische winery drinken we feijoa-wijn. Vervolgens bezoeken we Montana Estate en Mills Reef. Mjam, mjam, wijn maken kunnen ze hier wel. Ons valt voornamelijk de ‘ice-wine’ van Mills Reef in de smaak en de Cabernet Merlot combinatie. ’s Avonds gaan we weer voortreffelijk uit eten.
Aan al het goede komt helaas een eind. We pakken alles in en nadat Toon Mitchell bij oma en opa heeft gedropt, rijden we met z’n vieren naar Auckland. Het is een lange rit van 2 1/2 uur en we waarderen het enorm dat we zo worden uitgezwaaid. We drinken koffie onderweg. Het inchecken en de douane duurt erg lang, dus we stappen gelijk het vliegtuig in. Toon en Tracy zwaaien nog een keer vanachter het glas. We vliegen in 9 1/2 uur naar Singapore en hebben weer stoelen bij de nooduitgang. In Singapore hangen we 3 uur rond op het vliegveld. Ook de volgende etappe van 12 1/2 uur zitten we op prima stoelen bij de nooduitgang. Op zaterdagochtend half zeven staat Jacomien (mijn moeder) al zwaaiend op ons te wachten. Het is -2 graden en we hebben ongeloofelijk zin linea recta weer terug te gaan. Nieuw-Zeeland heeft ons bevangen en het contrast met het grauwe, volle en koude Nederland is erg groot. We begrijpen nu maar al te goed, waarom duizenden Nederlanders in NZ een nieuw leven zijn begonnen: NZ is gastvrij en uitnodigend. Joost heeft onderweg al veel makelaarskrantjes bestudeerd; zo’n koloniaal wit huis met een veranda rondom en 3000 m2 met avocado’s en sinaasappelbomen………..
In Oosterhout aangekomen lijkt NZ nog aantrekkelijker; de cv heeft het begeven en het is in huis 9 graden. Voor de houtkachel bellen we de storingsdienst. Het kan verkeren.