Donderdag 21 juli rijden we, na wat boodschappen en dieseltanken, eenvoudig Buenos Aires uit. Wel spannend om over de breedste weg ter wereld te rijden; go with the flow. Al snel volgen we Ruta 12 naar het Noorden door de delta tussen de rivieren Paraña en Uruguay. Eindeloze moerassen, af en toe politiecontroles. We waren gewaarschuwd voor de politie hier, maar worden overal doorgewuift (wel gordel om en lichten aan!). Na 350 km komen we aan in Parque Nacional El Palmar. Hier ligt een overgebleven stukje bos van Yatay-palmen, waar vroeger
het halve land mee vol stond. We betalen 40 Ar$ toegang p.p. twee keer zoveel als de Argentijnen. De camping is niet best, duur (75 AR$) en het is koud. We zetten voor het eerst de bustent op en die bevalt ons enorm (staat strak en veel ruimte). Na het eten doen we de standkachel aan, da’s beter! Marijke kruipt met thermo ondergoed aan in bed, brrrr.
De volgende ochtend gaan we nog snel even naar een uitkijkpunt. Als we terugkomen van een rondwandelingetje staan twee oudere dames kirrend bij onze auto: ¡Qué lindo! ¡Qué hermoso! Oh, de Holanda, ah, Máxima! Als we op Ruta 14 de tol passeren, moeten we als buitenlanders meer betalen dan de Argentijnen.
(Joost) Dikke pech maar ook heel veel geluk.
Na zo’n 100 km krijgen we een beetje raar geluid. Het lijkt of er iets met een voorband (links of rechts is moeilijk van binnen te horen) is. We stoppen en kijken naar de wielen en banden maar kunnen niets vinden. Enkele kilometers later gaan we bij een niet meer in gebruik zijnde benzine station staan om nauwkeuriger te kijken. Joost zijn groene overall (Opel; foei) aan en wederom kunnen we niets vinden. Wielen aangetrokken en maar weer verder. Maar na 200 meter wordt het geluid harder en metaliger. Snel terug naar het benzinestation, rechter wiel er af en nog een inspectie. Nu zien we vloeistof uit de homokineet komen en weten we dat het goed fout zit; waarschijnlijk homokineet of een wiellager. Nog geen 500 km gereden en dan al stil staan met dikke schade.
Maar nu het goede nieuws: Bij het benzinestation is een restaurant die, dankzij het voortreffelijke Spaans van Marijke de hulpservice van de Peaje belt (nummer staat achterop het tolkaartje). GELUK-1. Binnen een half uur staat er een takelwagen die ons naar de dichtstbijzijnde (50 km) Toyota garage Haimovich brengt. GELUK-2. En dat nog gratis ook (service van de tolweg! Dan weet je waar je voor betaald). Na ons gewaarschuwd te hebben dat ze reserve onderdelen noch de nummers daarvan voor onze auto hebben, gaan ze voortvarend aan de slag om de oorzaak te vinden. Joost vertelt hen dat we 1 set reserve wiellagers bij ons hebben en wij maar hopen dat dat het is. En ja hoor (GELUK-3), het is de wiellager. Z
e vervangen deze en controleren alle andere onderdelen (Homokineet, differentieel-olie en de linker kant). Ondertussen zoekt Marijke dankzij de WIFI nog wat autotermen op op Internet en skypt Joost even met Mieke. Na 3 uur staan we weer buiten. Ze willen dolgraag op de foto en noteren ons webadres. Na enkele foto’s met het gehele garageteam, uitwisselen van kaartjes ed., en daar gaan we weer.
Oorzaak is dat er water bij de wiellager is gekomen waardoor het vet is “opgelost” en dan loopt de lager snel kapot. Had deze NB nog laten controleren en bijstellen. Maar daarna zijn we in Furstenau door enkele diepe bakken water gereden. En blijkbaar was het niet allemaal even goed dichtgemaakt!!
Intussen is het donker en moeten we als een gek een camping oid vinden. Marijke negeert de aanwijzingen van de Garmin en we belanden in het pikkedonker in een sloppenwijk en enkele onverharde wegen met flinke kuilen. Vinden de camping die gesloten is en, na aanwijzigen van een politie-agent, besluiten uiteindelijke op de parkeerplaats van een thermen resort te gaan staan (zoals Joost zegt: bij de “terminale baden”). Bij het resort wat gegeten met een welverdiende fles wijn en toen maar naar bed. Binnenkort maar eens proberen een nieuwe reserve set wiellagers te vinden, desnoods laten versturen vanuit Nederland!
(Marijke) We staan vroeg op, halen geld en brood, en helaas is de diesel op in Concordia. Als we na 14 uur in Mercedes aankomen, is daar alles dicht. We slaan zoveel mogelijk in bij een groenteboer en gaan 115 kilometer over een onverharde weg naar Colonia Carlos Pellegrini. Het is behoorlijk warm en de weg ruig en stoffig. Als we rond 17 uur op de camping aankomen, worden we prettig verrast. Een prachtige kleine camping aan Lago Iberá. Het dorpje is typisch Zuid-Amerikaans, wijde onverharde wegen met zwerfhonden en winkeltjes zijn aan de buitenkant nauwelijks te herkennen. Na wat rondvragen halen we bij de Carnicería een stuk vlees. Dat gaat zo: ik vertel de man dat wij niet zulke grote vleeseters zijn (de man voor ons ging met zeker 30 kg weg) en dat ik een snel en mooi stukje vlees zoek. Hij slingert een enorm stuk vlees aan een vleeshaak op de toonbank en haalt dat met zijn blote handen onder een lintzaag door. Is het voor de parilla (BBQ)? Ah, dan mag het wat dunner en nog een keer gaat hij met zijn handen rakelings
langs de zaag heen. Het is een onbehouwen stuk vlees en we mogen het op de kolen van een stel Zwitsers barbecueën die hier met een omgebouwde Landrover zijn (zolang ze geld hebben). Zondag 24 juli nemen we lekker rust in het zonnetje (zo’n 25 graden) en lopen een stuk van het
wandelpad door het park. We zien capybara’s en een hertje. Als de houtkachel de douche warm heeft gestookt, maar we er dankbaar gebruik van. Maandagochtend gaan we om 10 uur met de excursie mee. De boot laat je de andere kant zien van het moerasachtige gebied waar je lopend niet kunt komen. We zien heel veel krokodillen, capybara’s, watervogels en een slang. Het is de moeite waard, vooral het nest babykrokodilletjes.
Dinsdag 26 juli pakken we de boel in met als reisdoel San Ignacio. We volgen de onverharde weg voor nog eens 100 km en dan over strak asfalt (Ruta 12) naar Posadas. Daar gaan we uitgebreid boodschappen doen in een grote Libertad. Vervolgens op zoek naar de Toyota garage. Op de vorige camping zagen we een HZJ 75 van een resort en hebben hem gevraagd waar hij heen gaat voor reparaties. De garage is groot en een medewerker doet zijn uiterste best om aan de hand van ons chassisnummer een wiellager te vinden. Uiteindelijk geeft hij aan dat dit een geïmporteerde auto is en de onderdelen niet in Argentinië te krijgen zijn, misschien aan de overkant in Paraguay. Ach, dan toch maar vragen of de garage een wiellager deze kant wil opsturen, hoewel nu 3 van de 4 lagers nieuw zijn. Rond half ze komen we in San Ignacio aan en de behulpzame Tourist Office verwijst ons naar een camping. De eerst is duur en heeft geen vlakke plekjes, maar bij Los Jesuitas worden we hartelijk onthaald. Het kost maar 15 AR$ pppn en er is warm water. Na het eten raken we aan de praat (Engels) met 4 jonge Argentijnse studenten die naast ons komen koken. We bieden ze een fles wijn aan en hebben een hele gezellige avond.
We zijn in deze buurt om wat Werelderfgoed te zien. In dit gebied hebben 30 missies gestaan waar Jesuiten de Iguaní indianen het geloof kwamen brengen. Meer dan dat, bij een bezoek aan de missie van Santa Ana de volgende dag zien we de resten van een enorm complex. Op het hoogtepunt aan het begin van de 17e eeuw woonden zo’n 115.000 indianen in een missie. Santa Ana is, nadat de Portugezen de Jesuïten verbanden, verwoest, maar nog duidelijk is te zien dat het een ingenieus opgezet civiel experiment was, inclusief werkplaatsen, boomgaard, moestuin en uiteraard kapel.