Vanuit San Ignacio rijden we (28 juli) naar het Noorden, naar Puerto Iguazú. We tanken heel veel diesel (156 l, wel de duurdere soort want de gewone is op: AR$ 5,28 p.l., zeg maar 0,90 Eurocent), want regelmatig verkopen de pompen hier nee en staan er lange rijen. Ze doen er zelf een beetje lacherig over. Blijkbaar komen ze op hetzelfde moment op het idee te gaan tanken. Onderweg hebben we weer veel bekijks. In de middag komen we in Puerto Iguazú aan en bij de Tourist Information vraag ik of ze een camping weten. Ze verwijzen ons naar de camping waar de Argentijnse studenten het ook al over hadden: Complejo Americano, toevallig naast de Tourist Information. Gelukkig spreek ik een beetje Spaans, want Engels daar doen ze hier niet aan.
Ook bij de camping moet alles in het Spaans. Het is een mooi complex met alles erop en eraan, ook WIFI. Het kampeerveld is enorm en we zoeken een plek uit. Na de lunch gaan we eerst maar eens flink e-mailen, Internetten en skypt Joost met Noor (met beeld!). Joost vraagt bij diverse mensen na hoe we het beste een wiellager kunnen laten opsturen. Volgens Geert in Peru zijn de lagers zeker in Bolivia te krijgen, een echt Landcruiser-land en misschien ook wel in Peru. Misschien toch maar even een maandje wachten tot we in Santa Cruz zijn.
De volgende ochtend staan we vroeg op, want het natuurwonder wacht: de Iguazú-watervallen, de grootste ter wereld. Als we opstaan komt het met bakken uit de hemel, maar we gaan er voor. We leveren een bult was in bij de receptie, want dat is hier vanavond al klaar. Bij het Iguazú park aangekomen betalen we toegang (voor buitenlanders 100AR$ pp en auto 24AR$). De prijzen zijn wederom verdubbeld met wat er in de Lonely Planet van 2010 staat! Dit is op andere plekken ook het geval. We parkeren pal naast het complex want we zijn om half negen zowat de eersten met de auto. Bussen staan er al wel en daar worden hordes mensen uitgeladen getooid met plastic regencapes en op slippertjes. Wij trekken de bergschoenen en regenjacks maar aan. Als we de ingang voorbij zijn, beginnen we te twijfelen. Het ziet er niet naar uit dat de regen snel ophoudt. We drinken eerst maar eens koffie. Als het na een halfuurtje wat minder wordt, wagen we het erop. We doen eerst de Circuito Superior. De regen heeft zijn voordeel; we zijn nagen
oeg alleen! Fantastisch om ze de eerste serie watervallen te bekijken: Wow, erg indrukwekkend. Ook de lager gelegen wandelroute is lekker rustig, helaas kunnen we niet met de boot naar San Martin. Intussen regent het rustig door. Aan het begin van de middag doen we een route van 3 km. Ook hier is het weer rustig en aan het einde is een kleine waterval, waar we onder het toeziend oog van een hongerig aapje een broodje eten. Als we teruglopen begint het iets droog te worden. Mensen vragen ons of we beesten hebben gezien: Animales? Ik roep terug: Al final solo un mono! (aan het einde 1 aap). Hoe drukker een punt is, hoe meer beesten je er ziet (op jacht naar iets te eten). Vooral coatís (een soort wasbeertje) zijn dan talrijk.
De laatste track hebben we voor het laatst bewaard en dat is mooi ook want de zon schijnt nu af en toe. De Garganta do Diablo (de keel van de duivel) is de grootste publiektrekker en ligt wat verder. We stappen dus in het treintje en laten ons rijden. Bij het stationnetje aangekomen loop je in een lange file over keurige metalen gangpaden zeker een kilometer over de rivieren en eilandjes heen. Aan het einde wacht een donderend geraas. Hier valt de schijnbaar rustige rivier 90 meter omlaag (13.000 kubieke centimeter per seconde). Ik fotografeer twee Nederlandse meisjes en daarna nog wat Scandinaviërs. Dit doe ik de hele dag al, mensen zien dat aan mij dat ik dat wel wil of zo. Het heeft wel als voordeel dat je mensen kunt vragen er ook 1 van jou te nemen! Dus Jacomien, we hebben diverse kiekjes van ons beiden! We gaan nog even terug naar de Circuito Superior, want het licht is nu mooier dan vanochtend. Tegen 17 uur verlaten we het park en zijn blij dat we toch gegaan zijn en zeker 10 km door het park hebben gebanjerd.
’s Avonds trakteren we onszelf op een parrilla. We worden door de camping verwezen naar Las Cañitas en dat is een echte (sober interieur, open vuur en families eten heel veel vlees met frisdrank erbij). We krijgen een tafel met zicht op de auto en niet te ver maar ook niet te dichtbij de live muziek die straks gaat komen. De ober wil er maar niet aan dat we geen 2 kilo vlees willen eten en alleen een Bife de Chorizo willen bestellen en delen. Uiteindelijk lukt het. Ook snapt hij niet dat we geen liter bier willen (als 1 biertje vooraf), maar wel een hele fles wijn! Rare mensen, die Hollanders. De live muziek is van het kaliber Argentijnse Guus Meeuwis en absoluut niet slecht. De volgende dag doen we wat boodschappen in het dorp en lezen ons in in Brazilië. ’s Middags begint het te regenen en de camping wordt een rode modderpoel. We verhuizen naar een hoger plekje en Joost neemt het grondzeil mee onder de douche. Voordeel is wel dat de hoeveelheid (bijtende) insecten nu minder is. We hebben al aardig wat vreselijk jeukende bulten in soorten en maten. We eten roergebakken kip met ui en paprika en pompoen. Koken gaat prima, binnen op gas, maar ook buiten op de Trangia met benzine-adapter. Mijn meest creatieve menu bestond uit salade van geblancheerde rode kool, geraspte wortel met sinaasappel en kerrie, met een roerbak van milanesa (schnitzel) van bife de chorizo met sojasaus. Nou?
Op tijd op om te vertrekken naar Brazilië. Maar, wat is het rustig op straat? Zou het een feestdag zijn? Nee hè, we hebben ons vergist! Het is zondag i.p.v. maandag. Geen wonder dat de supermarkt gisteren open was! Ha, ha, da’s echt vakantie: de tijd vergeten. Eerst langs de Immigracíon van Argentinië, waar ons paspoort wordt afgestempeld. Als we het Temporary Import Document van de auto laten zien, dan zegt hij dat het zo wel goed is, maar daar trap ik niet in. Ik wil een stempel! Gelukkig had ik navraag gedaan bij Francisco en die verzekerde ons dat je het formulier niet terug krijgt. We worden verwezen naar een Aduana mevrouw en die neemt het formulier ernstig in ontvangst. Ze bekijkt onze nummerplaat en verzekert ons dat ze iets met het formulier gaat doen (en dat hopen we dan maar). Over de brug wacht de efficiënte Braziliaanse immigratie. Ook hier weer stempels in het paspoort en een formuliertje dat we niet mogen verliezen. Voor de auto moeten we naar het loket Admisíon Temporar. De meneer verblikt of verbloost niet, neemt het kenteken en Joost zijn paspoort in ontvangst en heeft moeite niet naar de Formule 1 in Hongarije te blijven kijken. We krijgen een hele stapel uitdraaien mee met stempels en een handtekening (of de krabbel die daar voor door gaat). We zijn binnen! Het regent weer en is donker. In Foz de Iguaçu pinnen we Braziliaanse Reaís (max. 1000 per keer = ong. Euro 450). Gisteren hebben we bedacht dat we graag toch even aan de kust willen kijken. Aangezien we niet hard rijden, besluiten we richting Vila Velho de rijden, vlak onder Ponta Grassa. Dit is een park en we hopen dat de daar kunnen staan.
Het regent de hele dag onafgebroken (type stortbui) en de wegen die doorgaan voor snelweg, zijn meestal 2-baans, hebben gaten en zijn druk met bijzonder rijdende Brazilianen. Bovendien betaal je om de haverklap een paar Euro tol. Bij de regelmatige politieposten (waar je doorrijdt) ligt meestal een veldje vol ernstige autowrakken om je er aan te herinneren dat het aantal verkeersongelukken in Brazilië erg hoog is. We zien inderdaad heel wat ‘koekebakkers’. Bij de enorme benzinepompen is het overal erg druk met vrachtverkeer en ruig uitziende mannen. We houden de stemming erin met Youp van ’t Hek. Als het donker wordt zijn we nog niet op plaats van bestemming (18 uur) en tegen half acht zijn we bij Vila Velho. Helaas is het dicht en de portier is niet voornemens ons net in het park te laten kamperen. Wat nu? Dankzij de GPS besluiten we het dichtstbijzijnde dorpje te proberen. In Colonia Witmarsum (of all places) moet toch iets te vinden zijn. Na enig zoeken komen we aan bij Pousada Bela Vista. We hebben van andere reizigers wel gelezen dat je hier naast kunt staan en tegen een vergoeding kunt overnachten. De enig gast doet open en blijkt een Venezolaan te zijn. Hij spreekt Spaans en een beetje Engels. De Venezolaan blijkt hier 2 maanden te zitten om te leren PVC-huizen te bouwen, apart. Even later komt een Duitssprekende mevrouw die meldt dat de Bewerterin in de kerk en dat ze haar wel even wil halen. Wij kijken intussen rond en verbazen ons over het Nederlands/Duitse erfgoed hier. Witmarsum is vernoemt naar het Friese plaatsje maar de menukaart verraadt een Duitse keuken. Als Zélia aankomt spreekt ook zij een beetje Duits, want ze is ooit met een Duitser getrouwd geweest. Ja, natuurlijk kunnen we hier slapen, ze heeft kamers zat en eten kan ook. Ach ja, doe dat maar want buiten is het echt hondenweer. We krijgen een ruime kamer (110 R$ met ontbijt) en ondertussen drinken we een glas wijn en maakt ze een heerlijke halve gans voor ons klaar met appelmoes en rode kool. Wow, zo kom je nog eens ergens. Het is wel koud binnen en Zélia gaat naar een verjaardagsfeest, dus we Internetten nog even en duiken dan onder de wol.
De volgende dag is het wederom vreselijk weer en de voorspellingen voor vandaag zijn niet goed. We gaan proberen om naar de kust te komen. Over de snelweg via Curitiba moet dat toch lukken. Helaas komen we bedrogen uit. Het is nu maandag en geen idee waarom, maar de snelweg rijdt barstensvol met vrachtwagens, die met een bloedgang hun weg zoeken (linker en rechterbaan) op af en toe hele slechte wegen (dit is de weg (116) van Curitiba naar Sao Paulo!). Er zijn opvallend weinig personenwagens. Om de haverklap staan we in de file en bij de tankstations is het zo druk dat de wachtrij op de snelweg file veroorzaakt. De omgeving ziet er absoluut tropisch uit (bergen met palmen en later bananen), maar de stemming wordt grimmig. Is dit nou Brazilië? Het land van de bruine dames met dental floss tussen de billen met een caipirinha onder een palm aan een tropische strand? Staan we hier naast agressieve vrachtwagenchauffeurs, met af en toe een vrachtwagen op z’n kant in de middenberm of met verloren lading. Je kunt helemaal nergens de snelweg af; er zijn geen afslagen over enorme afstanden. We doen een hele dag over 250 km. Dat schiet lekker op! Als we dan eindelijk bij Jacupiranga de weg afkunnen, zitten we ook gelijk op een serieuze achterafweg. De weg heeft wel een nummer (SP 193), maar zit vol gaten en kuilen. Wat is het hier mooi! Eindeloze bananenplantages en af en toe een voorbijganger die zijn duim opsteekt. Het regent vreselijk, maar de stemming is al beter.
We zijn op weg naar Cananéia, aan de kust. Als we er bijna zijn is een deel van de weg flink ondergelopen en halverwege zit ook nog een bruggetje. Oeps, nadat we meegemaakt hebben wat water in de wiellager kan doen, heb ik daar niet zoveel zin in. We proberen nog een ander weggetje maar ook dat eindigt met water. Dan moeten we hier toch maar naar een plekje zoeken, want het is al 17 uur. Joost rijdt op de gok een hoger gelegen weggetje in en , ja hoor, dat eindigt op iemands modderige erf. Tja, omdraaien gaat niet zo makkelijk hier en hij komt ons al tegemoet. Dan maar vragen of we hier mogen staan. Je moet je voorstellen: dit is een eenvoudig houten huis en er omheen wemelt het van de dieren. In de modder wroeten 3 varkens, honden en kippen. Ik probeer in een beetje Portugees te vertellen dat we
willen overnachten maar dat de weg door water versperd wordt. Hij haalt zijn schouders op en geeft aan dat dat dan wel hier kan, op zijn erf, muito bem. Zijn kleine zoontje steekt ook een duimpje op. Binnen een mum hebben we beide de schoenen vol met modder (en ander spul…..) en maken ruimte in de auto. W staan erg scheef maar wat geeft het. We trekken een flesje wijn open. Prompt tikt de moeder des huizes op de deur en krijgen we glaasjes mierzoete koffie en een bord vol met maïscake; wat aardig! We lezen wat, maken verse ravioli en kijken een aflevering van The Killing. Het is wel passen en meten, maar als het moet gaat het best. Het regent onophoudelijk. De volgende ochtend worden we gewekt door een kakofonie aan geluiden: knorrende varkens in de sompige modder om de auto, kraaiende hanen en jankende puppies. De zon begint met schijnen, en de regen is gestopt. De modder is nog even erg. We ontbijten snel met melk en muesli en krijgen prompt weer koffie met cake aangeboden. Ik maak een foto van de kleine en laat die aan hem zien. Hij schiet in de lach en kan niet geloven dat hij zichzelf ziet op de camera! We bedanken ze hartelijk en laten wat biertjes achter. Wat een ervaring!
Als we even gaan kijken bij het stuk waar we gisteren niet verder konden, is het water weg. Wel staan er mannen van de weg bij te kijken hoe erg het bruggetje er aan toe is. Gelukkig kunnen we er overheen. De omgeving is nu ineens wel echt tropisch: bergen met bananen en palmen, zon en lekker warm. De weg houdt ineens op en we moeten wachten op een ferry. In het water maken we snel onze schoenen schoon.
Als we in Cananéia aankomen, dan ziet het dorp er als een echt vakantiedorp uit. Veel kleurige huisjes, veel supermarkten en winkeltjes en warempel, buiten het dorp, een hostel met een camping! We zijn de enige gasten en het hostel zelf ziet er picobello uit (badkamertjes, zwembad, keuken, WIFI). De camping is nogal drassig en ook hier is het weer een beestenboel: kalkoenen, kippen en parelhoenders; ze klukkelukken heel wat af. We luieren de rest van de dag in de zon en Joost probeert te skypen met zijn moeder en Roel, maar de verbinding is te slecht. Het lukt mijn nog met buurman Mario te chatten en die bericht dat onze voordeur niet meer open kan! Ai wat vervelend, dan moeten ze maar een ruitje inslaan. ’s Avonds ontkomen we er niet aan om weer naar The Killing
te kijken (2x, verslavend!). Het is ’s avonds nogal koud en dan is zelfs in de tent zitten niet aangenaam meer. De volgende dag (3/8) verkennen we het dorpje, doen wat boodschappen en skypen in het Internetcafe, dat gaat beter. De supermarkt ziet er picobello uit en we kopen ook een stukje vlees. Ook de Brazilianen zijn dol op vlees en zoetigheid, net als de Argentijnen. Na de middag steken we met de ferry over naar Ilha Comprida. De enige weg daar loopt over het strand; heel grappig om de bus en de schoolbus over het strand te zien rijden. We eten een broodje en zien het water opkomen, terug dus maar weer.
Donderdag houden we een echt vakantiedagje, we lopen naar het dorpje en Joost belt met Noor. Sommige mensen lopen hier met de dikke trui aan, de meisjes lopen in shorts, vreemd. Verder valt op dat de mannen elkaar met een hand begroeten en niet met een kus zoals de Argentijnen. Het Portugees is niet te verstaan, ook al lijken heel veel woorden op het Spaans. Wel jammer, want sommige mensen houden hele verhalen tegen ons, maar we kunnen alleen maar raden wat ze bedoelen.
We hebben besloten nog een plek aan de kust aan te doen, voordat we de grote oversteek naar de Pantanal gaan maken. We rijden vrijdag 5/8 een lange dag en maken 450 km (meer wil echt niet). We verdwalen wat bij de havenstad van São Paulo: Santos en voelen nu voor het eerst dat we de deuren dicht willen doen bij het stoplicht. Als we het verkeersgeweld voorbij zijn, rijden we langs een prachtig kust waar groen begroeide bergen overlopen in het strand. Dit is Brazilië! Tegen 16 uur komen we in São Sebastião aan en kunnen direct de ferry op naar Ilhabela. Ilhabela is een eiland waar de Paulista’s (inwoners van São Paulo) graag hun vakantie doorbrengen. Het eiland is zo’n 40 km lang en er loopt maar 1 weg aan de westkust langs tientallen strandjes met palmbomen. Bij één van de noordelijke stranden vinden we, op aanwijzing van de Tourist Information een camping. Het is hier erg rustig (winter) en weer zijn we de enige gasten. De eigenaar helpt ons met planken op de Landcruiser enigszins vlak te krijgen. De camping is prijzig (30 R$ p.p.), maar vanochten kijken we uit de daktent door de palmen naar de zee met opkomende zon. Wat wil je nog meer? Wij vermaken ons wel!