Maandag 18 aug. ’s Ochtend is het gelukkig zonnig als we opstaan. We nemen afscheid van mevrouw Jolanda en rijden richting Bicaz. We komen eerst aan bij Lacu Roșu. Het is direct toeristisch en waarom eigenlijk? Hier ligt een meer met stompjes van bomen eruit. Er is een heel verhaal over dit meer, iets met een meisje en een minnaar en daarom is het meer roodachtig gekleurd. We lopen er een rondje en kopen een zoete broodrol. Dit verkopen ze bij iedere toeristische plek en het is akelig lekker. Ze rollen brooddeeg om een rol, bestrooien die met suiker en bakken die vervolgens boven houtskool. Direct van het vuur onweerstaanbaar knapperig en lekker. Iets verder wordt het nog drukker met stalletjes langs de weg en auto’s; we rijden door de indrukwekkende Bicaz kloof. Vervolgens rijden we een prachtige route langs het stuwmeer van Bicaz m
et zicht op het Ceahlau Massief. Het is prachtig weer en dat geniet extra. We eindigen na een lang dag rijden op camping De Vuurplaats van John Manshanden. Hij verwelkomt ons hartelijk en het is inderdaad een zeer verzorgde camping. ’s Avonds maken we een lekker kampvuur en biedt John ons extra dekens aan. ’s Nachts blijkt wel hoe fijn die extra laag is; het wordt 6 graden!
Dinsdag 19 aug. John heeft ons een route uitgelegd waarin we, volgens hem, offroad kunnen combineren met een aantal kloosters van werelderfgoed niveau. Dat klinkt goed. We rijden door het dal richting de grens met Oekraïne. Het is prachtig groen heuvelachtig en er staan grote huizen. Dit gedeelte van Roemenië heet Bucovia en staat bekend om de mooie huizen en schilderachtige plaatsjes. We zien vooral veel enorme kerken in aanbouw. Volgens John worden die met privaat geld gebouwd.
Meest in het oog springend zijn die met glimmende koperen daken. De grote huizen worden vooral gebouwd door Roemenen die in het buitenland hun geld verdienen en een huis willen hebben voor hun oude dag; hoe pompeuzer, hoe beter. We rijden langs de Oekraïense grens over een onverharde weg. De weg is ruig en langzaam, maar geen offroad, vinden we. Ze zijn duidelijk bezig om stukken te asfalteren (met geld van de EU). We duiken ergens een bospad in, om te lunchen. ’s Middags stoppen we in Marginea om te bekijken wat het beroemde zwarte aardewerk is. Harald koopt een
vaas voor zijn moeder. Vervolgens bezoeken we het Sucevița klooster van eind 16e eeuw. We mogen met de korte broek niet naar binnen en moeten een soort omslagrok aan. Joost doet mee. Het klooster is prachtig beschilderd met fresco’s aan de buitenkant en ook van binnen uitbundig gedecoreerd. Een half uurtje verderop stoppen we bij het Moldovița klooster, ook beschilderd met fresco’s. Al met al was het een lange dag, dus we gaan terug naar de camping en eindigen weer met een kampvuur.
Woensdag 20 aug. Vandaag maken Harald en Mariska en Joost een wandeling vanaf de camping. Ik draai een wasje en schrijf en upload het tweede reisverslag. Ik haal bij het plaatselijke supermarktje vers brood en melk. In ieder dorp zijn Magazin Mixt of Supermarkets te vinden, waar vanalles te krijgen is. In deze winkel is het geen zelfbediening en dat maakt het lastig. Gelukkig weet ik nog net dat melk lapte is en brood paîne. John heeft ons uitgelegd dat er nauwelijks bakkers zijn omdat broodbakken tot voor kort door de staatsbakkerij gebeurde. Dit winkeltjes heeft sinds kort vers stokbroodachtig brood. Slagers zijn ook nauwelijks te vinden, omdat ze vaak zelf slachten. Ik verdiep me nog even in 4×4 routes in het Apuseni gebergte en warempel ze zijn al weer terug. Het was een pittige maar mooie wandeling en zijn met de Maxi-taxi (hand opsteken en je kunt mee voor een aar Lei) teruggekomen. Ik maak een lekkere salsa om te dippen en fabriceer een pittige Jambalaya. Het wordt nog druk op de camping (Engelsen, Polen, Fransen, Roemenen).
Donderdag 21 aug. Vandaag gaan we een paar dagen apart van elkaar reizen; ook wel eens lekker. Wij rijden richting het zuiden. Er is regen voorspeld en het wordt een sobere dag. Onderweg onweer en veel buien. De route is niet mooi, veel huizen en verkeer. We doen boodschappen in Bișriti bij de Lidl en weten met moeite een lunchplekje te vinden in een weiland aan een zijweg van een zijweg. Het hoost, dus we doen het dak omhoog en zitten binnen. Aan het einde van de dag rijden we dwars door de stad Cluj. Het is duidelijk spits. Als we aankomen op camping Eldorado gaat de zon toch nog schijnen. We maken een praatje met de Nederlandse eigenaar. Dit is gestart als een ontwikkelingsproject en dat is het nog steeds want er moet geld bij. Er komen dit jaar weinig Nederlanders; de meesten vinden het te ver weg en er leeft nog steeds het idee dat Roemenië “eng” is. Hij verzekert ons dat we prima kunnen rondrijden in het Apuseni gebied; er zijn veel onverharde wegen. Dat biedt perspectief! Ondanks de drukke weg, slapen we prima.
Vrijdag 22 aug. Hoopvol gaan we op pad vanaf Gilau richting de meren. We zien een bord naar een klooster en besluiten daar heen te gaan. Onderweg zien we veel vakantiehuisjes en hoe hoger we komen hoe mooier het uitzicht. Prachtige groene h euvels waar mensen hard aan het werk zijn met maaien en hooien; alles met de hand op deze steile hellingen. De huize zijn prachtig en het uitzicht onbetaalbaar. Bij het klooster wordt Joost spontaan aangesproken door een broeder die aangeeft waar de verschillende paden naar toe gaan. Op gevoel kiezen we een pad dat hoog blijft. Met succes. De weg is ruig, aar de uitzichten fenomenaal. We zien prachtige wildkampeerplekes maar het is nog een beetje vroeg. Af en toe komen we mensen tegen doe we begroeten met bunaziua [boonaziwa]. De mensen kijken verbaast op van hun werk. Op enig moment rijden we tegen een hek aan en zoeken een andere weg. Twee oudjes met rieken op de schouder gebaren omstandig dat we vooral niet dat pad in moeten gaan. De man begint een enorm verhaal dat we vooral door het hek heen moeten rijden, want dat is een mooie weg (drum bun) helemaal rondom over de heuvels (dit destilleer ik maat een beetje, want ik versta er natuurlijk geen klap van). Als ik probeer uit te leggen dat ik Roemenië zo p
rachtig vind, grijp het oude vrouwtje mijn arm en is duidelijk geëmotioneerd. Prachtig. Vlak na het hek vinden we bij een drinkplaats voor vee een mooi stekkie om te lunchen. Joost bakt feestelijk eieren met spek. We vervolgen onze weg en de route wordt steeds smaller. Er zijn ook steeds meer hekken. We komen hoge heuvels over en gaan weilanden door over smalle sporen die duidelijk nauwelijks bereden worden. Geweldig. Uiteindelijk komen we uit op een soort hoogvlakte bij het dorp Maguri. Na een lange helling van 15% laten we de motor even bekomen. Een oudere heer spreekt ons aan. Hij geeft Joost een hand en zegt salud! Hij geeft mij ook een hand maar maakt er een kushand van, heel charmant. Hij begint spontaan uit te leggen welke dorpen we allemaal zien op de
bergen om ons heen. Bijzonder handig want zo weten we zeker waar we zijn. Hij vindt het helemaal prachtig als hij hoort dat we uit Holland komen. Het loopt tegen 5 uur en het wordt tijd om een slaapplek te vinden. We komen in gehuchten die geen elektriciteit meer hebben en het is duidelijk armoediger. We vinden uiteindelijk een mooie plek achter een aantal verlaten kralen, waar ze vee in samen drijven. Afgezien van een kudden koeien die zijn weg naar huis zoekt, zien we helemaal niemand. ’s Avonds komen er nog twee auto’s langs. We zitten op 1400 meter en dus wordt het kil. Na een snelle maaltijd maakt Joost en lekker vuur. Een hondje houdt ons gezelschap. Het is hier oorverdovend stil. Wat een topdag; hier kwamen we voor.
Zaterdag 23 aug. Als we wakker worden schijnt de zon en ziet de plek er nog mooier uit. Er komt een man langs die water pakt bij de waterplaats. Als ik hem gedag zeg, zegt hij gedag terug en voegt er aan toe: buna machina (of zoiets, mooie auto), en loopt verder. We rijden een stuk terug naar het dorp Maguri en rijden via een redelijke gravelweg naar het Fantanele stuwmeer. Hier is duidelijk meer toerisme, want direct ligt er meer afval langs de weg. Via Calatele rijden we naar Rachitele. Hier zijn de huevels anders met meer dennebomen. Het is ook drukker met (Roemeense) toeristen. We rijden het Nationale Park binnen en driect valt op dat er veel boskap gepleegd wordt. We rijden een onverhard pad in, in de hoop wat moois tegen te komen, maar
we worden getracteerd op een stukgereden verraderlijk pad van houthakkers (diepe geulen, veel modder) Met moeite draait Jost de auto
om. De rest van de weg is lang en slecht. Hier en daar een fraai uitzicht, maar geen vergelijking met de dag van gisteren. Als we aan het einde van de dag eindelijk bij Albac aankomen wordt de omgeving lieflijker en mooier. Bij een supermarktje drinken we wat (je koopt binnen iets en dat drink je buiten op een terrasje op). We zoeken osn suf naar de camping van een Duitser en belanden uiteindelijk in Garda de Sus bij een Roemeen in een weiland. De toiletten en douches zien er keurig uit. De lucht wordt al donker. We besluiten bij de buren de gaan eten. Mama Uța is volgens de Lonely Planet een prima plek om te eten en dat doen we dan maar. Het is geen culinair avontuur, maar als de regen met bakken naar beneden komt een prima plek om te zitten. De meeste Roemenen maken er geen tijd aan vuil: zitten, eten, wegwezen. Het toetje, Papanași, is prachtig. Helemaal huisgemaakt en nu weet ik weer hoe het eruit hoorde te zien (heb het zelf ook een keer gemaakt voor de eetclub): een soort oliebol in de vorm van een doughnut met een klein oliebolletje er bovenop, overgoten met room en jam van blauwe bessen. Ik verorber het helemaal (met hulp). We kijken 2 afleveringen van Penoza en duiken vroeg het bed in; het giet van de regen.
Liefs, Marijke