Zondag 24 april zijn we op tijd in Persepolis. Dit is hèt hoogtepunt van Iran voor geschiedenisliefhebbers. Opvolgers van Cyrus de Grote hebben gedurende 150 jaar (zeg maar rond 600 v. Chr.) een enorm paleis gebouwd met prachtig versierde trappen en zuilen. De overblijfselen zijn al indrukwekkend, laat staan het oorspronkelijke complex. Een animatie laat zien hoe de pracht en praal eruit heeft gezien met veel goud en vooral groots. Normaal zijn we niet zo van de stenen, maar dit is andere klasse. Indrukwekkend.
We rijden door naar Shiraz en daar gaan we op zoek naar een hotelletje, omdat we graag willen douchen. Park Saadi Hotel heeft een parkeerterrein, maar zit helaas vol. De manager komt erbij en biedt ons een ‘wat mindere’ kamer aan voor 60 Euro. Veel geld voor een twijfelaar, maar de douche is geweldig. We lopen de stad in en eten een heerlijke kebab als lunch en krijgen daarna op straat spontaan een Iraans ijsje aangeboden. Dat is nogal stroperig, maar erg lekker! We dolen wat door de erg gezellige bazaar. Het leuke is dat je in Iran niet lastig wordt gevallen in de bazaar, je kunt heerlijk snuffelen; het lijkt wel of ze je niets willen verkopen! Als je enigszins twijfelt, gaan ze een ander helpen en het kost zelfs wat moeite om 6 placemats af te rekenen. Op de terugweg naar het hotel krijgen we eerst een brood aangeboden van een voorbijganger en vervolgens een brood bij een bakkertje. “Geven” hebben Iraniërs tot kunst verheven, hoewel de islam ook voorschrijft dat je een deel van je bezit weggeeft. We krijgen dus regelmatig kleinigheden aangeboden en overal langs de straten, soms iedere 50 meter, zelfs tot in de woestijn, staan blauw-gele collectebussen. Het effect is dat je je echt te gast voelt en nogal geconfronteerd wordt met je eigen (gebrek aan) vrijgevigheid.
Bij het hotel ontmoeten we een Duits stel dat met een kleine camper kampeert naast het hotel (voor 30 Euro!!). We raken aan de praat en vervolgen de gezelligheid in een coffeeshop waar ze goede wifi en lekker eten hebben.
Maandagochtend gaan we naar de tombe van Hafez, een belangrijke dichter. Het is een prachtige tuin. Bij de tombe staat een peuterklasje, allemaal braaf met de handjes op het marmer van de tombe en op aangeven van de lerares zeggen ze tegelijk een versje op, heel schattig. Joost vermaakt zich daarna met een schoolklas meisjes. We komen hier opvallend vaak hele klassen met jonge kinderen tegen bij bezienswaardigheden; cultuur wordt goed bijgebracht lijkt het. In het park lopen we drie hippe jongens tegen het lijf. Als we aangeven dat we uit Holland komen, laten ze hun wiet zien. Zo, zo. Na een stevige wandeling (het is tegen de 30 graden) komen we bij het mausoleum van Shah-e Cheragh. Tot onze verbazing krijgen we een speciale gids mee van International Affairs (gratis), ik word in een chador gehesen door een giechelende dame, en we slaan steil achterover van wat we daarna te zien krijgen. Het complex is enorm, overweldigend en prachtig. Toevallig is het vandaag de sterfdag van de man en dus is er op het binnenplein een ceremonie aan de gang waarbij soldaten in een zwart gewaad zichzelf zogenaamd geselen (Joost heeft een filmpje). Ik word gekoppeld aan een vrouwelijk gids en twee andere toeristes en we gaan gescheiden van de mannen de “shrine” in. De ruimte glittert van de kleine spiegeltjes en zit vol met biddende en kletsende vrouwen. Er lopen dames rond met een plumeau en ik zie al snel dat die niet is om stof af te nemen, maar om een tik uit te delen, wanneer een hoofddoek niet goed zit (er zijn ook mannen met plumeaus hoor). Verder ziet het er allemaal heel gemoedelijk uit. We worden daarna uitgenodigd voor thee en koekjes bij International Affairs (en krijgen een speech van de Ayatollah mee). We zijn erg onder de indruk, zowel van het complex als van de gastvrijheid.
We lunchen bij het hotel en het lukt om het verhaal van week 3 naar Klaas te sturen. Dan rijden we de stad uit richting Yasuj, op zoek naar een leuke wildplek in de Zagros bergen. Daar waar we ongeveer de grote weg af wilden, staat een bruin bord (=bezienswaardigheid) met daarop: Behesht-e Ghomsode (in Farsi)/ Lost Paradise, 85 km. Dat intrigeert ons mateloos en dus gaan we de borden achterna. Dat lukt vrij aardig en moet ook wel, want de Open Street Maps (en Lonely Planet) houden hier wel op. Een politieman verzekert ons dat we op de goede weg zijn naar het paradijs. Als we er bijna zijn, kunnen we het niet vinden en dus zoeken we een plekje om te overnachten, vreemd pal naast een enorme weg in aanbouw. De volgende dag rijden we rondjes en uiteindelijk weet een man ons uit te beelden dat het om een kloof gaat. Aha, nu weten we waar we verkeerd zijn gereden en jawel hoor, we zien een ingang met een hokje om te betalen. De spanning stijgt! Het verloren paradijs blijkt inderdaad een kloof te zijn, waar een riviertje in loopt en waar ze plek hebben gemaakt om te recreëren. Aan het einde zijn betonnen platen gemaakt om te picknicken (dat doen ze hier op een kleed op de grond) en helaas ligt er nogal wat afval, waarvan ze blijkbaar verwachten dat iemand anders het opruimt. Wat dat betreft is het paradijs inderdaad verloren! Het wemelt er van de schoolmeisjes en ik ga eindeloos op de foto. De rit erna richting Ysuj is prachtig al weten we niet precies waar we rijden. Navigatie onder het motto: Vraag niet hoe het kan, maar geniet ervan! Na Sisakht verschijnen hoge bergen met sneeuw. We vinden een wildplek op een grote vlakte naast een rivier. En inderdaad, de 3 enorme kuddes schapen en geiten die we gepasseerd zijn lopen hier meerdere rondjes langs onze auto. De herders geven Joost keurig een hand; vinden mannen hier erg belangrijk. Ze weten de kuddes goed gescheiden te houden, maar we moeten af en toe bijspringen om ze bij ons vandaan te houden. Ook de volgende morgen zijn ze al weer vroeg aan het rondrennen. Woensdag rijden we een schitterende route tot voorbij Dashtak. We picknicken bij een prachtig meer. ’s Middags bij een bakkertje mag ik absoluut niet betalen! De overnachtingsplek vinden we al vroeg naast razend riviertje aan het einde van een dorp. Heerlijk relaxen in het zonnetje en een man komt over de brug gerend om ons een handvol krijtachtige witte kussentjes te geven. Het blijkt een soort ingedroogde geitenkaas.
Donderdag rijden we de prachtige weg verder richting Chelgerd, waar we wat boodschappen doen. Dan gaan we richting Saravayed, een dorpje hoog in de bergen waarvan ik op Facebook vorig jaar een foto zag en via een Duitse de GPS-route heb gevonden op Wikiloc. Aan het begin vragen we iemand een foto van ons te nemen en prompt krijgen we 3 bollen verse knoflook (die peuteren ze hier met de hele familie uit de grond als uitje). We zien een prachtige Landcruiser BJ45 met een Iraanse uit Tehran met een gids. Ik krijg een high-five als ze mijn Facebook/Wikiloc verhaal aanhoort. De route is waanzinnig mooi. De weg erna is serieus 4×4 en we rijden sommige stukken met meters sneeuw aan weerszijde en smeltwater en modder. De filmpjes zijn indrukwekkend (ik ben niet uitgestapt voor foto’s)! Twaalf kilometer voor het dorpje is de weg drastisch beschadigd. Een shovel is bezig, maar dit vind ik te gortig; we draaien om. Richting Farsan zoeken we een autowasser, want de modder zit tot aan het dak. Bij toeval zie ik een man in de weer met een hogedrukspuit en jawel, hoor, de auto wordt zeer professioneel gewassen voor nog geen 4 Euro; zij blij, wij blij. NB: Lonely Planet is niet echt duidelijk; de weg van Farsan-Chelgerd is veel minder de moeite waard, dan die van Dashtak-Chelgerd!
Na een aantal dagen is douchen wel lekker en dus vinden we in Sharekord een prima hotel (Parsian, 65Euro grote kamer met ontbijt). De wifi is zo goed dat we na het eten prima skypen met Noor. Vrijdag is zondag hier, dus we doen het rustig aan. We rijden naar Esfahan op zoek naar een park waar we mogen kamperen. Die blijkt noordelijk van de stad te liggen (Fadak Garden, 150.000R). Hele families zitten hier gezellig aan de kebab. We lunchen en gaan daarna met de auto de stad in. We bekijken het beroemde Imam plein, het op 1 na grootste ter wereld, waar vele families in het gras een ijsje eten en bezoeken de Moskee Sheikh Lotfallah. Op de terugweg naar het park scoort Joost eindelijk een gegrilde kip. Die peuzelen we lekker op. Dan komt de bewaking met een Engelstalige gids vragen of we dichter bij de ingang komen staan ‘for your safety’. De gids blijkt bij een Frans stel te horen met een VW-bus. De Fransman zit in een rolstoel en aan zijn verhalen te horen is het een echte deugniet. In de jaren 70 met een Kever naar India en veel Afghaanse wiet roken. Hij zit aan de ouzo als we bij ze komen zitten. Het wordt een onrustig nacht, vooral met een luidruchtig weg ernaast (denk A2). Zaterdag doen we een echte toeristische dag Esfahan. We parkeren de auto tegen het centrum en lopen eerst de bazaar door en bezoeken vervolgens de Jame Moskee, waar bouwstijlen uit verschillende perioden duidelijk te zien zijn. We krijgen van een mullah in een rolstoel alletwee een zuurtje. In de bazaar lunchen we met traditionele beryani (lamsgehakt in brood). Het Chetel Sotun paleis van rond 1600 met veel fresco’s is weer eens wat anders dan blauwe tegeltjes. En natuurlijk lopen we naar de Si-o-Seh brug waar Thomas Erdbrink een aflevering van zijn documentaire aan besteed heeft. De rivier is nu wel vol met water en het mannetje met waterfietsen doet goede zaken. Grappig om dit nu in het echt te zien. In de bazaar kopen we souvenirs met inlegwerk en Joost gaat naar de kapper. Terug op de ‘camping’ zien we een Nederlandse Landcruiser staan en ‘s avonds kletsen we gezellig met Eelco en Fleur die in een jaar naar Thailand rijden, geweldig.
Dat was weer een goed gevulde en enerverende week. Nog 1 week visum te gaan! Steden hebben we genoeg gezien. We slaan Tehran over en gaan naar Alamut Valley!
Veel liefs,
Marijke